Van huis naar huis

Met spoed vertrok de familie, op zoek naar een veilige plek. Van de Leoninusstraat in het Hommelkwartier liepen de twee broers, Tiny, papa en mama naar de eerste verblijfplaats. “We sliepen twee nachten in een bakkerij en konden daarna met een bakfiets met twee grote kleppen verder. Hier bezorgde ze vroeger brood mee.” Na een nacht in de stromende regen in het bos te moeten hebben geslapen, kwam de familie terecht in de Oranjerie in Roosendaal.

Maar de reis zat er nog niet op. Na een tijdje vertrok de familie naar Hummelo. “Papa, zijn broer en ik verbleven bij de slager en mama met mijn broers bij een fietsenmaker.” Na vier dagen kwamen ze terecht in Wehl. Veel herinneringen heeft Tiny niet aan deze reis. “Het was fijn dat we ergens naartoe mochten, want in de oorlogsjaren kwamen we nergens.” Na weken van plek naar plek gereisd te zijn, werd het einddoel Hengelo (Gelderland) bereikt. 

De maandenlange loods

Samen met twee gezinnen woonde Tiny in een loods bij een klompenmaker. Ondanks dat het leven stil leek te staan, ging school gelukkig wel door. Verder was het avonden lang wachten en vroeg naar bed. “Gezoem vulde de loods iedere avond, er was geen verlichting maar daar wist mijn vader wel iets op. Hij zette de fiets op de kop en om de beurten draaiden we aan het wiel. Zo hadden we een lampje door de dynamo.”

De maanden verstreken langzaam. “Op het erf liep ik rond met mijn klompen, stappen en lawaai maken. Het was prachtig.” Plots herinnert Tiny zich lachend Sinterklaasavond. “In de omgeving hadden mensen aan ons gedacht, alleen wat dit er meerdere geweest… Sinterklaas stond voor de deur en ik kreeg een kleurboekje. Even later verdween Sinterklaas, maar werd er weer op de deur geklopt. Nog een Sint!” Tiny lacht, “tja toen was het geloof wel over.”

“Samen met het meisje uit mijn straat deed ik de kleine communie, want we zaten op een katholieke school.” Een lichtblauw jurkje bekleedde de twee trotse meiden. “Deze hebben de mensen waar zij woonde gemaakt voor ons. Toen mocht ik weer even de deur uit, want ik mocht daar passen!” Dit waren voor Tiny de uitstapjes waar zij blij op terugkijkt. 

‘Bevrijding, wat is dit?’

Voor een jonge meid van 7 jaar zijn er veel gebeurtenissen die onbegrijpelijk en verwarrend zijn. Zo ook de bevrijding, dit kwam niet over. “Ik was buiten aan het spelen naast de loods. Ineens kwam de overbuurman over de weilanden aangerend en klom over het hekwerk met prikkeldraad. Zijn handen in de lucht ‘we zijn bevrijd, we zijn bevrijd!’ Nog voordat hij ons bereikte hoorde we een enorm kabaal. Rookwolken vulde de lucht. De kerktoren achter de man ging tegen de vlakte. Achteraf hoorde we dat daar nog Duitsers in zaten.”

Het was tijd om terug te gaan naar huis. Te voet kwamen ze aan in een verwoest Arnhem. Hoe lang ze hierover hadden gedaan, weet Tiny niet precies. Het huis was leeg en stof geruis lag overal, maar daar blonk iets donkergrijs op, “mijn poppenwagen! Hij stond er nog, wat was ik blij!” Als kind had je niet veel in de oorlogsjaren, voor Tinny was dit dat ook een groot cadeau. 

Vaders wil is wet

Hoe bouw je een stad op die helemaal leeggeroofd en vernield is? Langzaamaan werd heel Nederland opgeroepen Arnhem te helpen. Vanuit de organisatie de HARK werden er meubels verzameld en uitgedeeld. “Wij hadden geluk, want naast ons zat een wijkgebouw van een Christelijke kerk waar spullen werden uitgedeeld. We konden makkelijk heen en weer lopen.” Al snel konden we weer naar school ging het leven ‘verder’, “verder voor zo ver dat kon.”

Doorgaan en niet zeuren was het motto na de oorlog. De ouders van Tiny openden een horecazaak in het centrum en alle focus ging daarheen. “Vaders wil was wet. Mijn broers en ik werkten mee in de horecazaak. En over de oorlogstoestanden werd niet gepraat. ’s Ochtends voor 10 uur moest alles klaar zijn, dan ging ik naar school en na school hielp ik in de afwas.” Het was flink aanpoten voor de jonge Tiny. 

Oorlogsherinneringen bleven rondzweven en na 55 jaar van verdringen begon Tiny te praten. “Het is iets wat je je hele leven meedraagt. Toen ik in Elst ging wonen en nieuwe vrienden kreeg werd het taboe doorbroken en begon het een plekje te krijgen.” Het herbeleven van de oorlog maakt diepe indruk, want oorlog stopt niet. In de wereld niet, maar ook niet in de beleving. “Ook wij hebben het meegemaakt.”